Kapel van de Heilige Nicolaus Poppelius aan de Hegge, te Weelde
Kapel van de Heilige Nicolaus Poppelius aan de Hegge, te Weelde
Deze stenen kapel met tuintje werd gebouwd in 1904. Het is een ronde kapel met twee oponerende ramen waarin een altaar staat met het heiligenbeeld . Het altaar is geflankeerd door twee kerkstoelen. Er bevinden zich twee kandelaars in de kapel waarop telkens maximaal negen kaarsen kunnen branden. De kapel bereikt men door een korte gang, ook met oponerende ramen, waarin vijf kerkstoelen staan. De toegang tot de ronde kapel wordt verhinderd door een lage houten deur die boven overgenomen wordt door een traliewerk. Voor de kapel zijn vier zitbanken voorzien, het geheel staat in een tuintje. In het kapelletje op de Hegge kwamen de geburen ’s avonds samen om een rozenkrans te bidden en een loflied te zingen. Zowel Weelde als Poppel maakte aanspraak op de Heilige Nicolaus Poppelius. Alhoewel, vóór de heiligverklaring in 1867, hadden de gelovigen van Weelde en Poppel nooit geredetwist over de afkomst van de Heilige. Onder impuls van de geestelijkheid van Weelde, onstond daar toen een stormachtige campagne om het bezit van de Heilige Nicolaus Poppelius. Om het protest van Poppel te vergoelijken of weg te wuiven, werd er bij het bouwen van de Nicolauskapel in de Hegge, rekening gehouden met het feit dat Poppel toch niet op een zijspoor kon geschoven worden. Wanneer de graafwerken voor de kapel in de Hegge waren voltooid, werd uit Poppel de zavel aangevoerd, die men in de groeven stortte. Zo bouwde men te Weelde de kapel op Poppelse grond. De Heilige Nicolaus Poppelius was één van de negentien martelaren van Gorkum, die in 1572 door de geuzen gefolterd en gedood werden wegens hun trouw aan Rome. Hun heiligverklaring had te Rome plaats in 1867.
De Martelaren
Onder de martelaren bevonden zich elf Franciscanen ofwel minderbroeders, één Dominicaan of predikheer, twee Norbertijnen ofwel witheren en vijf wereldheren (seculiere priesters, werkzaam in bisdommen). Hieronder volgen de namen met telkens hun geboortejaar.
Leonardus van Veghel (1527), woordvoerder, wereldheer en sinds 1566 pastoor van Gorcum
Petrus van Assche (1530), franciscaner broeder
Andreas Wouters (1542), wereldheer, pastoor in Heinenoord in de Hoeksche Waard
Nicasius van Heeze (1522), franciscaner theoloog en pater
Hieronymus van Weert (1522), franciscaner priester, pastoor te Gorcum
Antonius van Hoornaar (onbekend), franciscaner priester
Godfried van Duynen (1502), wereldheer, voorheen pastoor in Noord-Frankrijk
Willehad van Denemarken (1482), franciscaner priester
Jacobus Lacobs (1541), norbertijn
Francisus de Roye (1549), franciscaner priester
Joannes van Hoornaar (ook: Joannes van Keulen) (onbekend), dominicaner priester, pastoor te Hoornaar bij Gorcum
Antonius van Weert (1523), franciscaner priester
Theodorus van der Eem (tussen 1499-1502),franciscaner priester, rector van de Zusters Tertiarissen in Gorcum
Cornelius van Wijk bij Duurstede (1548), franciscaner lekenbroeder
Adrianus van Hilvarenbeek (1528), norbertijn en pastoor in Monster
Godfried van Mervel (1512), franciscaner priester, koster van het minderbroederklooster te Gorcum
Joannes van Oisterwijk (1504), regulier kanunnik van het Regularissenklooster van het Oud-Begijnhof te Gorcum
Claes Poppel (1532), wereldheer, kapelaan te Gorcum
Nicolaas Pieck (1534), franciscaner priester, theoloog en omstreeks 1568 benoemd tot gardiaan van het minderbroederklooster van Gorcum
Geschiedenis in het kort
Tijdens de opstand namen de geuzen op 26 juni 1572 de stad Gorinchem (ook: Gorcum of Gorkum) in. Hoewel geloofsvrijheid door de bezetters – die in alliantie met Willem van Oranje stonden – was toegezegd, werden de zeventien priesters, zowel seculieren als regulieren, alsmede twee lekenbroeders, gevangengenomen en gefolterd.
De meeste monniken weigerden hun stad te verlaten. Ook de twee pastoors van Gorcum, Leonardus van Veghel en Claes Poppel, bleven.Tot op het laatst toe bleef Poppel de Heilige Mis opdragen: op 26 juni in de ochtend deed hij dat voor de laatste keer. In een kort boekje over de martelaren schrijft de katholiek C. Blijswijk: ‘De pastoor had zijn beste toog aangetrokken. Een verwonderde parochiaan vroeg hem schertsend of hij soms naar een bruiloft toeging. Het onverwacht antwoord luidde: “Zo voel ik mij ook.’
Op 9 juli 1572 werden zij bij Den Briel opgehangen in een turfschuur die aan een vernietigd klooster toebehoorde; vervolgens werden hun lichamen verminkt. Andere priesters vonden de dood op de brandstapel op de Grote Markt van Den Briel. Een belangrijk deel van de relieken van de martelaren bevindt zich in de Sint-Niklaaskerk aan de Boterstraat in Brussel (België).